Since I did not manage to keep to my new years resolution of writing a new piece every weekend (quelle surprise), I figured I might as well share this little ditty me and my friend Nathalie once wrote for our world renowned student society's paper, de Pegagraaf. It's written in Dutch. Sorry to all you non-Dutchies.
Niks nieuws aan de horizon
Onze generatie volgens Frits, Martijn en (Mental) Theodore
Omdat deze Pegagraaf toch al in het teken staat van kennismaking, willen wij jullie ten eerste voorzien van een nieuwe pick-up line. Stel je voor: je bent net aan het checken of je haar nog goed zit in het spiegelbeeld van je bierflesje. Wanneer je opkijkt, zit er opeens een lekker chickie / hete vent op de barkruk naast je. Als je nu aan hem of haar voorstelt om ‘je samen te laten gaan in een golf van emoties’, dan is er een kans van zo’n 50% dat jouw object van belangstelling dit kan waarderen. Aldus, Frits en Martijn.
Welnu, fijn dat we de aandacht er bij hebben. Wellicht vraag je jezelf af wat de kwalificaties van Frits en Martijn zijn. Dit duo heeft een onderzoek verricht over onze generatie en kan jou daarom precies vertellen hoe jij aantrekkelijke generatiegenoten aan de haak kunt slaan. Oké, misschien is dat laatste niet helemaal hun ding. Mogen wij op sociologen stuiten die hier wel in gespecialiseerd zijn, dan brengen wij je vanzelfsprekend op de hoogte. Nu willen wij het graag hebben over jou, je vriendjes en vriendinnetjes. En hún vriendjes en vriendinnetjes. En eigenlijk álle vriendjes en vriendinnetjes tussen de 15 en 23 jaar.Over jullie hebben sociaal wetenschapper Frits Spangenberg en vrijetijdsdeskundige Martijn Lampert namelijk een boek geschreven: 'De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders'. Op basis van tien jaar waarden-onderzoek, menen Lampert en Spangenberg ‘geheel nieuwe verschijnselen, zonder parallellen in de onderzoeksgeschiedenis’ te hebben gesignaleerd. Deze geheel nieuwe verschijnselen houden onder andere in dat de jeugd van tegenwoordig gefascineerd is door ego en uiterlijk, leeft voor kicks and thrills en weinig maatschappelijke of politieke betrokkenheid toont. Over de generatie voor ons zijn ze ook al niet te spreken, want die falen in onze opvoeding, terwijl ze zich verwoed proberen te verzetten tegen het onontkoombare verouderingsproces. Onder het mom van vriendschap met het kroost is het uitoefenen van gezag tot taboe verworden, waardoor zelfbeheersing en verantwoordelijkheidsgevoel gebrekkig op ons worden overgedragen. Dit alles resulteert in een groeiende jeugdproblematiek; comazuipen, fast food diëten, spijbelen, agressie en meer van dat soort zaken. Het beeldmateriaal liegt er niet om; het oog wordt getrakteerd op moonende mediamarkt-gangers, scootermeisjes met mega-muffin-tops en stelletjes die het nodig vinden om vleselijke intimiteiten in het zwembad uit te wisselen onder schijnbaar luid gejoel van leeftijdsgenoten.
Waarschijnlijk heeft het voorgaande veel weg van het ‘vroeger-was-alles-beter’ verhaal dat je oma tegen je ophangt als je bij haar op de thee komt. Waarom schrijven we hier eigenlijk over? Worden we niet al doodgegooid met berichtgeving over de losgeslagen jeugd van tegenwoordig? Dat klopt. Juist omdat wij overal om ons heen te horen krijgen dat niets hetzelfde is gebleven, wilden wij in het kader van ‘nieuw’ eens uitvogelen in hoeverre dat overeenkomt met de werkelijkheid. Eigenlijk is onze generatie ook best fascinerend. Waarom doen wij zoveel minder dan onze voorouders, maar hebben we toch meer behoefte aan tijd voor onszelf? Hoe is het mogelijk dat de Nederlandse jeugd in een Unicef onderzoek als gelukkigste ter wereld uit de bus komt, terwijl bureau jeugdzorg en de geestelijke hulpverlening omkomen in het werk? Hoe komt het dat in een hypergeïndividualiseerde samenleving, toch zoveel jongeren uren besteden aan het observeren van andermans leven via facebook, reality tv en roddelbladeren? Wij dachten in dit boek antwoorden te kunnen vinden op dergelijke vragen.
De uitkomsten van het onderzoek waren niet bepaald schokkend. Ze duiden inderdaad op structurele verschuivingen tussen de mentaliteit van hedendaagse jongeren en jongeren van dertig jaar geleden. Of tenminste, zo interpreteerden wij dat. Aangezien de auteurs stellen nieuwe verschijnselen te hebben geconstateerd, gingen wij er van uit dat ze hun data over ‘de grenzeloze generatie’ hadden vergeleken met data over de jeugd van toen. Hieronder een voorbeeld van de vragen die zoal in het ‘mentality-onderzoek’ voorkwamen.
Van tijd tot tijd doe ik graag dingen die eigenlijk risicovol zijn.
Oudere generaties (1970 en eerder) 26 %
Pragmatische generatie (1971 – 1985) 39 %
Grenzeloze generatie (1986 en later) 50 % - t.o.v. 98/99, toen 58%
Voor de duidelijkheid, de percentages geven aan welk deel van de respondenten de stelling beaamt. Wij constateerden hieruit dat het aantal jongeren dat graag risicovolle dingen onderneemt in dertig jaar verdubbeld is. Zo maakten wij ook op dat het aantal jongeren dat ‘geweld op een prettige manier spannend kan vinden’ verdrievoudigd is en dat het aantal jongeren dat zich betrokken voelt bij de politiek ruimschoots gehalveerd is. Onderhand begonnen wij een beetje last te krijgen van plaatsvervangende schaamte.Ons heil gezocht in Johnny Walker en Jack Daniels, zaten wij teneergeslagen te overwegen of we überhaupt nog wel een stuk over onze deprimerende generatiegenoten wilden schrijven. Onze wil werd niet versterkt, toen wij met lede ogen het voorwoord van ´De Grenzeloze Generatie´ lazen, van de hand van Theodore Dalrymple a.k.a. Edward Theberton a.k.a. Thursday Msigwa a.k.a. Anthony M. Daniels. Als je meer wilt weten over dit illustere figuur, adviseren we je gebruik te maken van je generatiebepaalde Google talenten. Hoe dan ook, het boze oog van Theodore voorspelt niet veel goeds. Hij maakt zich zorgen over de onstuitbare opmars van de eigendunk. Door de opkomst van hedonisme en radicaal individualisme loopt de mens het risico
"zich zó in zichzelf te verliezen, dat het kritische vermogen tot oprechte zelfbeschouwing wordt uitgeschakeld. Hun manieren raken in verval; ze verliezen het vermogen zich in een ander te verplaatsen; ze behandelen medemensen alsof die slechts middelen zijn om hun eigen doelen te bereiken." Onder invloed van Johnny, Jack en Theodore, hadden wij inmiddels zo’n intense hekel jegens onze generatiegenoten ontwikkelt dat wij überhaupt geen stuk meer voor ze wilden neer pennen. We besloten te gaan slapen.
Gezien onze ouders toch enig plichtsgevoel op ons hebben overgedragen, kwamen wij een drietal dagen later samen voor een volgende vergadersessie. En op deze vierde dag, sloeg een derde copernicaanse wending in. Wij realiseerden ons dat ‘De Grenzeloze Generatie’ minstens twee dingen gemeen heeft met de Bijbel; het herbergt een snufje moralisme en de interpretatie ervan kan verstrekkende gevolgen hebben. Zo leidde onze interpretatie van de onderzoeksresultaten tot een traumatische vertekening van het toch al sceptische beeld dat wij hadden van onze lichting van Homo Sapiens. Maar na ons verdiept te hebben in de kleine lettertjes, bleek dat het eigenlijk allemaal wel mee viel. De heren Spangenberg en Lampert hebben hun data over hedendaagse jongeren namelijk niet vergeleken met data over jongelui van dertig, respectievelijk twintig jaar geleden. Wat ze hebben gedaan, is het waardepatroon van de jeugd van tegenwoordig vergelijken met dat van de ouderen van tegenwoordig. Dit werpt een heel ander licht op hun bevindingen. Is het verbazend dat pubers en postpubers zich meer aangetrokken voelen tot risicovol gedrag dan settelende dertigers en gesettelde veertigplussers? Na deze omslag in perspectief, werden wij opeens overspoeld door allerlei warme gevoelens voor onze generatiegenoten. Nu wij geen structurele daling meer zien in het aantal jongeren dat ‘wil weten waar hun bank het geld in belegt’, zijn wij bijvoorbeeld best onder de indruk van de 37% die zich daar mee bezighoudt. Wij hebben ons dat nou nog nooit afgevraagd.
Wat wij ons wel afvragen is of Theodore de Misantropische dit boek behandelt als slechts een middel om zijn eigen doelen te bereiken. Hoewel jongeren inderdaad meer op zichzelf zijn gericht dan hun ouders, is een grote meerderheid van mening dat iedereen zich persoonlijk behoort in te zetten voor de gemeenschap. Om dan van wijdverspreid hedonisme te spreken, lijkt een grove overdrijving die goed past in een lange geschiedenis van generatie-bashen. Zo werden de volgende woorden al enige tijd geleden door Plato aan Socrates toegeschreven:
“The children now love luxury; they have bad manners, contempt for authority; they show disrespect for elders and love chatter in place of exercise. Children are now tyrants, not the servants of their households. They no longer rise when elders enter the room. They contradict their parents, chatter before company, gobble up dainties at the table, cross their legs, and tyrannize their teachers.” Voor generatietypische cultuurbarbaren: Socrates leefde rond de 4de eeuw voor Christus. Er is veel gebeurt sindsdien, maar klachten over de kids lijken een constante. Als het onderzoeksbureau Motivaction nieuwe verschijnselen had willen aantonen, dan hadden ze onderzoek moeten doen naar de jeugd van nu in vergelijking met de jeugd uit het verleden. In het boek worden tussen de regels door wel de uitkomsten van het mentality-onderzoek in 1998/1999 gedeeld, maar je moet zelf de moeite nemen om die te vergelijken met de metingen uit 2007/2008. Wanneer men zich hier toe weet te zetten, blijkt er de afgelopen tien jaar vooral veel sprake van continuïteit te zijn. Er springen echter wel een aantal curieuze ontwikkelingen in het oog. Zo maakten in 1998 20% meer jongeren zich zorgen over de schade die door mensen aan de aarde wordt toegebracht. Destijds beweerden ook meer jongeren dat ze probeerden om milieubewust te leven. In het licht van de schijnbaar toegenomen berichtgeving over het milieu, is die negatieve verschuiving in het bewustzijn van de jeugd moeilijk te duiden. Nog zoiets opmerkelijks, is de toename van het aantal jongeren dat vindt dat ´de rol die de vrouw in de maatschappij moet vervullen die van een goede moeder en echtgenote is´. Hoe is dat nou mogelijk, terwijl zelfs Wouter Bos zijn glansrijke carrière heeft moeten opgeven omdat hij ook zo nodig iets moet bijdragen aan het opvoedingsproces?
Wij denken dat Spangenberg en Lampert beter hadden kunnen proberen dit soort trends te begrijpen, in plaats van onze generatie te demoniseren op basis van weinig bewijsmateriaal. Misschien voel jij je – als gemotiveerde, geïnteresseerde, niet-generatietypische ASW-er – geroepen om je hierop te storten? Wat wij wél van Frits en Martijn hebben geleerd, is dat de term Bling Bling niet is afgeleid van het ‘klinkt-als’ werkwoord blinken, maar van het geluid dat metalen sieraden maken als je ze tegen elkaar aan ketst. Bij dezen, weer een nieuwtje voor tijdens het avondeten.